Waar de tijger loopt ademen voeten
De oude man die zelf nooit een hardloper was geweest zat aan zijn werktafel. Voor hem lag het manuscript van zijn levensverhaal. Hij had alles zelf opgeschreven. Dat leek hem verstandig. Hij had immers alles zelf ook meegemaakt. En vanaf zijn jeugd in het kleine Japanse bergdorpje Oaza Matsugami, zo’n tien kilometer buiten de stad Tottori, behield hij graag de controle.
Hij was als kind eigenzinnig én gehoorzaam. Als sportschoenen-directeur luisterde hij goed naar de wensen en ideeën van zijn werknemers. Toch was hij nooit niet in controle. Daarom trok hem als actief sporter juist het golfen. Controle was voor hem het voortdurende gevecht met zichzelf, zoekend naar verbetering.
Of hem dat een kind van zijn tijd maakte wist hij niet. Het Japan van zijn jeugd bestond in elk geval niet meer. Al bij zijn geboorte in 1918 was zijn land druk bezig het meest moderne Aziatische land te worden. Superioriteit was tegelijkertijd uitgangspunt als streven. Overbevolking en de afwezigheid van de noodzakelijk grondstoffen maakten de gewenste industrialisatie lastig. Landjepik was de enige oplossing. En pikken deed het goddelijke keizerlijke leger.
Interessante havensteden en grondstof-rijke gebieden in naburige landen als China en Rusland werden met harde hand en slinkse militaire tactieken veroverd. Zijn geboorteland ontwikkelde zich sterk op economisch gebied en de goddelijke Keizer Hirohito zag de Olympische Spelen van 1940 als een uitgelezen podium om de wereld Japan als dé Aziatische grootmacht te tonen.
Maar die Spelen kwamen er niet.
Al in 1937 gaf Japan de toekenning terug aan het IOC omdat de oorlog met China teveel offers vroeg. En kort daarna rolde bijna de hele wereld in een massale oorlog. Waarbij zijn land samen met bondgenoot Duitsland uiteindelijk tot de grote verliezers behoorden en met goedkeuring van bijna de gehele wereld niet alleen was platgebombardeerd, maar de Amerikanen zelfs twee keer een atoombom op Japans grondgebied lieten vallen: op de steden Hiroshima en Nagasaki.
Dat laatste, die dubbele atoombomaanval, koesterden veel van zijn landgenoten: het enige land ter wereld dat ooit daadwerkelijk werd aangevallen met het ultieme vernietigingswapen, moest wel een bijzonder land zijn.
De oude man keek naar de stapel papieren op zijn werktafel. Hij twijfelde over een passende titel voor zijn levensverhaal. Moest het zijn ‘Anima Sana In Corpore Sano’ – een citaat van de Romeinse dichter Juvenalis. Het Latijnse adagium ‘een gezond hoofd in een gezond lichaam’ was de leidraad van zijn leven. Asics, sinds 1977 de bedrijfsnaam, was daarvan een afkorting. Toch twijfelde hij, vond het ergens te pretentieus en dacht dat het eenvoudige ‘Mijn verhaal’ beter zou passen.
Kihachiro Onitsuka, geboren Sakaguchi, drukte zijn inmiddels 72-jarige rug nog steviger in de lederen rugleuning van zijn bureaustoel. Onder de tafel lag een tijgerkleed met daarop het bekende tijger-logo; vanaf het begin in 1949 het symbool van zijn schoenenmerk. Het kleed was een cadeau van zijn werknemers op het moment dat hij zijn familiebedrijf omzette in een onderneming waarbij zeventig procent van de aandelen in handen kwam van de werknemers. Geëmotioneerd nam hij het kleed in ontvangst. Zijn werknemers hadden het begrepen. Vanaf dat moment waren ze allemaal verantwoordelijk voor het succes van de tijger.
Op een plank aan de muur stonden allerlei Tiger-schoenen: originele prototypes die hij en zijn denktank vol gerenommeerde wetenschappers hadden gemaakt naar de wensen van professionele atleten over de hele wereld. Vanaf 1968 hadden de modellen de inmiddels zo kenmerkende vier strepen.
De oude man keek naar zijn handen: gebruind, verweerd door de ouderdom en toch nog zachtaardig. Precies zoals hij zijn karakter graag typeerde: zachtaardig. Zijn leven lang volgde hij het boeddhistische inzicht: ‘alleen door anderen gelukkig te maken, vind je jouw eigen geluk.’ Die wijsheid bood hem de mogelijkheid keihard te zijn in zijn keuzes zonder zijn zachtaardige karakter te verloochenen.
Kihachiro draaide zijn handen om en keek naar de lijnen in zijn handpalmen. Handlezers noemden deze levenslijnen, maar met dergelijke gedachten had hij niet zoveel. Wel viel hem op dat de lijnen op zijn hand een soortgelijke patroon volgenden als de tiger-strepen op de schoenen voor hem. Alsof zijn handpalmen hem wilden helpen met de titelkeuze voor zijn boek.
Vier van deze levenslijnen sprongen er ineens uit en prikkelden de fantasie.

1.
Zo was er die ontmoeting met zijn eerste, en naar later zou blijken enige baas: meneer Nishii.Het was begin 1946. Kihachiro had kort daarvoor zijn achternaam veranderd in Onitsuka. Wat hij gedurende de Tweede wereldoorlog als soldaat bij de Japanse cavalerie had meegemaakt hield hij voor zichzelf, ten dele uit schaamte. Als enige van zijn regiment was hij door toeval niet naar Birma afgereisd. Tot 6 augustus 1945 leek een Japanse nederlaag hem onmogelijk. De atoombom op Hiroshima die dag, opende hem de ogen.
‘Met één knal is de gehele stad weggevaagd,’ zei een bevriende soldaat en ooggetuige tegen hem. Nauwelijks twee weken later capituleerde Japan en was hij soldaat in het verliezende leger.
Eind 1945 zwaaide hij af en ging direct op zoek naar werk. Hij belandde in de wijk Sannomiya van de havenstad Kobe. Zoals vrijwel alle strategisch interessante plekken in Japan was ook Kobe gedurende de oorlog zwaar gebombardeerd. Van de oorspronkelijke miljoen bewoners had nog maar dertig procent een plek om te wonen.
Kihachiro herinnerde zich Sannomiya als een levendige buurt. Bij zijn aankomst oogde het als een verzameling van half kapotgeschoten huizen en voetbalvelden vol complete kaalslag. Op een van de kale plekken ontmoette hij meneer Nishii. Zijn toekomstige baas zat naast een tent en stookte een vuurtje. Na de eerste beleefdheden kreeg Kihachiro een handkar en het verzoek om bruikbare stenen te verzamelen temidden van het puin.
Nishii wilde een cultureel centrum bouwen waar kunstenaars hun schilderijen tegen betaling konden ophangen. Dit lege veld vond hij wel een geschikte plek.
Kihachiro knikte en begon stenen te verzamelen.
Wat hij nog niet wist was dat het gebouw uiteindelijk een kroeg werd waar zij bier verkochten: op handige wijze verkregen door het op een akkoordje te gooien met de Amerikaanse legerleiding die, net als in de rest van Japan, destijds de scepter zwaaide in Kobe.
Dat hij zich in de jaren daarna vaak moest begeven op het nogal hellende vlak van de zwarthandel – waarin zo kort na de oorlog naast geld ook serieus aanzien was te verdienen – wist hij ook niet. Net zoals hij niet kon inschatten dat hij zich drie jaar lang kapot zou werken zonder mee te delen in de zichtbaar groeiende rijkdom van de goedlopende kroeg. En dat hij juist van meneer Nishii, zijn enige baas ooit, leerde dat goede ondernemers nooit zelfverrijking nastreven, maar het welbevinden van het bedrijf voorop stellen.
Dat wist Kihachiro begin 1946 allemaal dus nog niet. Maar met elke steen die hij gebruikte om meneer Nishii te helpen bouwen, raakt hij ervan overtuigd dat een kaal en geheel platgebombardeerd landschap zekere mogelijkheden bood.

2.
‘Kihachiro Onitsuka, goede man,’ zei de arts op de onomwonden toon die past bij een doktersadvies. ‘Als u zo doorgaat met werken geef ik u maximaal twee jaar. Maar dan bent u ook mors- en morsdood. Dat laatste garandeer ik u.’
De eerste keer dat hij bloed spuugde was alweer jaren geleden. De schrik was groot geweest, toch vond hij het niets vergeleken met het lijden in het eerste jaar van zijn opleiding bij de cavalerie.
De ochtenden van het jaar 1939 begonnen met het verwijderen van mest op de hoeven van zijn paard. Miste hij een heel klein beetje poep, dan liet de commandant hem de hoeven schoonlikken. Dit alternatieve gebruik van zijn tong was slechts een voorbeeld van de geëiste discipline. Alles moest perfect. De kleinste misser werd bestraft, waarbij een slag met een zweep in je gezicht als een milde straf gold.
Het bloed spugen, een symptoom van tuberculose, was begonnen in de lente van 1952, kort na zijn huwelijk. Het was een zware tijd geweest, uitzichtloos eigenlijk, totdat een nieuw medicijn afkomstig uit Amerika hem had genezen. Dat was jammergenoeg van korte duur geweest.
Net op het moment dat hij een eigen rubberfabriek kocht voor de fabricatie van de schoenzolen, een nieuw kantoor betrok en inmiddels tachtig man personeel had, begon hij opnieuw bloed te spugen; erger dan de eerste periode zelfs.
De doktersdiagnose was duidelijk. Kihachiro moest per direct stoppen met zijn bedrijf en zich in een ziekenhuis laten opnemen.
‘Onmogelijk,’ zei hij. En herhaalde dat woord nog een keertje of zestien. Bijna dagelijks kreeg hij wel een verzoek van een jeugdige Japanse atleet om een paar van zijn schoenen. Wie anders dan hij kon dergelijke vragen beantwoorden. Zijn tuberculose kon dat onmogelijk in de weg zitten.
Zijn besluit stond vast: mocht hij door deze tbc-aanval sterven, dan gebeurde dat in het harnas van de bevlogen ondernemer. Zolang er geen geschikte opvolger was bleef hij werken. Dat betekende liggend vanuit bed orders op briefjes schrijven, omdat de tbc zijn stembanden aantastte en praten hem moeilijk af ging. Als dat zijn dood betekende, was dat maar zo. Het bedrijf moest groeien.
Uiteindelijk bracht weer een nieuw medicijn redding, maar in het jaar daarvoor kon het schoenenmerk ondanks zijn nogal ongezond lichaam niet zonder zijn nog altijd zeer gezonde geest.

3.
Alle Japanse marathonlopers die hij ondervroeg gaven hetzelfde antwoord: ‘blaren horen bij de marathon’. De meesten van hen koesterden hun blaren zelfs als oorlogswonden. Kihachiro vond dit een begrijpelijke reactie, maar was er tegelijkertijd van overtuigd dat hij schoenen zou ontwerpen waardoor dat soort oorlogsgeweld niet langer noodzakelijk was voor marathonlopers.
Hoe wist hij nog niet tijdens zijn eerste bezoek in 1953 aan de Beppu Marathon in Kyushu. Maar dat het hem ging lukken stond vast. Eerder had een salade met octopus, zo een die zijn adoptiemoeder altijd zo heerlijk kon maken, hem op het idee gebracht voor de revolutionaire Tiger-basketbalschoenen. De zuignappen van de inktvis waren de inspiratie voor speciale zolen waardoor een basketballer sneller en abrupter kon stoppen.
Deze kwaliteitsimpuls had de bekendheid van zijn merk Onitsuka Tiger goed gedaan. Nadat hij het knechtschap onder meneer Nishii achter zich had gelaten wilde hij zijn eigen bedrijf beginnen, maar in wat?
‘Waarom ga je niet in de sportschoenen?’ zei Kohei Hori, een bevriende gezondheidsbestuurder die hij om raad vroeg. Volgens Hori was de opkomende sportbeoefening in Japan bij uitstek geschikt om de moraal van vooral de jeugd op te monteren.
‘En sportschoenen hebben ze allemaal nodig,’ zei Hori.
Maar dan wel goede sportschoenen, dacht Kihachiro. En hij voegde daad bij woord: eerst voor basketbal, daarna voor andere sporten. Wat betreft de marathon ging de mare dat zijn verschrompelde huid tijdens het badderen voor een doorbraak zorgde. Maar het was uiteindelijk een ventilatiesysteem van een luchtgekoelde motor die aan de basis stonden van de eerste lijn blaar-voorkomende marathonschoenen.
Jarenlang probeerde Kihachiro de belangrijkste lopers te overtuigen van de kwaliteit van zijn schoenen. De Ethiopische loper Abebe, in 1960 in Rome Olympisch marathon-kampioen door blootsvoets te lopen, koos voor Onitsaka Tiger, net als de Finse atleet Lasse Virén: de eerste slechts kortstondig, de laatste vol overtuiging. Veelvoudig Olympisch kampioen Virén dankte Kihachiro voor zijn gedrevenheid om voor elke atleet de beste schoen te produceren door in 1976 na zijn winst in Montréal op de tienduizend meter, na de finishlijn zijn schoenen uit te doen en deze hoog boven zijn hoofd te houden. Dat verhaal stond echter niet op deze levenslijn in zijn handen geschreven. Net zoals daar ook de slogan ontbrak die uiteindelijk nooit het grote publiek zou halen: ‘Waar de tijger loopt ademen voeten.’

4.
Het gebeurde in 1956. Voor het eerst was Onitsuka Tiger het officiële merk van de Olympische Spelen in Melbourne. Tijdens de worstelkampioenschappen won de Japanse vlaggendrager Shozo Sasahara een gouden medaille. Kihachiro zat in de zaal en raakte ontroerd door de combinatie van goud, volkslied en de Onitsuka Tiger schoenen op de worstelmat.
Hij deed vervolgens iets wat Japanners zelden doen: hij schreeuwde het uit, rende richting de worstelmat en omhelsde Shozo en diens coach. Tranen van ontroering rolden over zijn wangen. Hiervoor was hij begonnen met het maken van sportschoenen.
De herwonnen trots van deze Olympische atleten voor de ogen van de internationale sportwereld onderschreef zijn doel om de Japanse jeugd door middel van sport en deugdelijk sportschoeisel een hernieuwd geloof in zichzelf te bieden.
Of zoals hij het in zijn levensverhaal beschreef: ‘de Japanse worsteloverwinning tijdens de Spelen van 1956 verdreef de mist die zich sinds de Tweede wereldoorlog had opgetrokken in mijn hart’.
5.
Bruce Lee droeg ze; geel met zwart. Het waren dezelfde schoenen waarmee filmregisseur Tarantino zijn hoofdrolspeelster Uma ‘Kill Bill’ Thurman liet vechten. En wat te denken van al die atleten – beroemd, minder beroemd, jong, oud, springlevend of de dagen moe – die hun prestaties grotendeels te danken hadden aan zijn schoenen. Er waren zeker zoveel verhalen als er levenslijnen waren.
De oude man schudde het hoofd en kneep weloverwogen de handen dicht. Dergelijke anekdotiek streelde het ego. En met het ego was hij niet bezig, nooit geweest ook. Hij, de 72-jarige met een levensverhaal dat bijna helemaal op papier stond, was blij dat zijn bedrijf Asics Tiger was erkend als een gezondheidsorganisatie. Een gezonde geest in een gezond lichaam: dat was zijn verhaal.