Scum on the run
De volgende tekst is een fragment uit het interview van Robert-Jan Rietveld door Leon Verdonschot. Robert-Jan Rietveld a.k.a. Bertus, is één van de oprichters van Schorem Haarsnijders & Barbier in Rotterdam. Zij zijn ooit de barbier-trend begonnen in Nederland, misschien wel in de wereld. Bertus en Leen (zijn partner in crime) reisden (pre-Corona) als rocksterren over de wereld om hun barbieren-kennis (en stijl) te verspreiden. Dat leverde een hoop roem en aandacht op. Lekker. En soms ook niet. Robert-Jan is namelijk een veelgebruiker van het leven. Tot een paar jaar geleden gebruikte hij spullen die niet goed voor je zijn, tenminste, niet in de mate waarmee hij ze consumeerde. Tegenwoordig rent hij. Ook mateloos. Maar ach. Gelukkig rent hij. Beter voor hem en beter voor ons. Want het levert een verdomd mooi verhaal op.
“Hij is 46 nu, na jaren van het tegenovergestelde nu volledig clean, eet alleen nog plantaardig (‘terwijl ik niet eens zo’n achterlijke dierenliefhebber ben, ik vind koeien nog steeds vieze beesten, maar ik vind niet dat ik het recht heb om het finale oordeel over hun welzijn te vellen’), hij vast zestien uur per dag (‘en dan is zo’n eerste maaltijd van de dag om 12 uur lékker, man!’), en is zeer sportief. Tot zijn eigen verbazing, eigenlijk, dat laatste. ‘Ik ben zo ontzettend niet-sportief geweest, mijn hele leven. Of nou ja: ánders sportief. Het was jarenlang voor mij alleen maar skateboarden, en ik heb sowieso nooit iets gehad met competitie, of met sporten waar jurering aan te pas komt. Ik kom best wel uit een – hij zet een geaffecteerd accent op – gegoed gezin. Vooral mijn moeder vond dat ik moest leren tennissen, zodat ik later een ‘balletje kon opslaan met een collega’ – zo’n nest, weet je wel. Een blauwe maandag heb ik inderdaad op tennisles gezeten, maar dat vond ik kut. En sporten op school vond ik ook de hel. En dan helemaal de coopertest: als een zoutzak liep ik helemaal achterin. Ik was ook dik, kon niet touwklimmen en had een dikke bril. En dus werd ik gepest. Dus vond ik de kleedkamer ook een kutplek. Als ik nou nog een lul tot op mijn knieën had, had ik in ieder geval breed kunnen staan onder de douche, maar die had ik ook niet. Ik was nergens voor te porren op sportgebied, tot skateboarden in mijn leven kwam. Daar is al mijn zakgeld in gaan zitten, en tegelijk heb ik daar mijn middelbare schoolcarrière mee verneukt, want tien uur per dag was ik buiten. Ik vond dat zó gaaf. Later heb ik die liefde alleen nog een tijdje gehad voor bowlen, toen ik ontdekte dat je dat ook vaker kunt doen dan eens per jaar op je verjaardag. En dat je daar mag sporten met bier en bittergarnituur hielp ook wel – that’s my kind of sport! Die liefde was opeens ook weer over; volgens mij liggen mijn bowlingballen nog steeds in het kluisje van dat bowlingcentrum.
Hardlopen had ik vroeger wel eens gedaan, maar serieus werd het pas in de Schoremtijd. De eerste keer was letterlijk tot de hoek van de straat, en toen moest ik bijna kotsen.’”

Fotografie: Casper Rila – 500 Watt