Broederliefde - Mystical Miles

Broederliefde

De Boomsma’s

Broederliefde

Tekst: Arie Boomsma​ // Beeld: Femke Hoogland

Klaas schreef het boek Ren voor je leven, over de pijn van verslaving en over de glansrol die het hardlopen nu in zijn leven speelt. Het boek is net opnieuw uitgegeven. Aanleiding voor een gesprek tussen twee broers. Klaas en Arie Boomsma.

Toen ik elf was besefte ik voor het eerst dat de wereld groter is dan het dorp waar we woonden. Dat was aan een park in Stiens, een kleine plaats in Friesland, net boven Leeuwarden. In dat park lag een vijver die uitkwam op de Stienservaart. En wanneer je die vaart volgde kwam je bij de Dokkumer Ee, de Waddenzee, de Noordzee, de rest van de wereld als je het geduld ervoor had. Mijn broer Klaas schaatste vanaf die vijver naar Dokkum. Hij deed er de hele dag over. Ik was daar ontzettend van onder de indruk. Door wat Klaas deed die dag realiseerde ik me dat die grote wereld ook voor mij toegankelijk was. Dat vanaf die plek de rest van het leven kon beginnen.

We zijn Irish Twins, Klaas en ik. Geboren in hetzelfde jaar. Hij in december van 1974, ik 11 maanden daarvoor. We hebben nog twee broers en een zusje. Een hecht gezin, maar Klaas en ik groeiden meer nog dan de rest echt samen op. We houden niet meer of minder van elkaar dan van de rest, maar doordat onze levens zo parallel aan elkaar liepen, leefden we wel meer met elkaar mee. Maar we zijn elkaar ook jaren kwijt geweest. Klaas is verslaafd. Wás verslaafd wil ik nog altijd zeggen omdat het nu zo goed met hem gaat. Maar verslaving is een ziekte die nooit meer verdwijnt, zegt hij zelf. Je leert ermee leven. En dat doet hij op een manier die ik bewonder. Tien jaar nuchter nu. Hij schreef het boek Ren voor je leven, over de pijn van verslaving en over de glansrol die het hardlopen nu in zijn leven speelt. Het boek is net opnieuw uitgegeven. Aanleiding voor een gesprek tussen twee broers.

Het werkt aanstekelijk als Klaas praat over hardlopen. Plaatsvervangend genieten is het. Voor mij zelf is rennen na een ingrijpende knieoperatie in de jaren negentig niet meer weggelegd (beide kruisbanden gescheurd, meniscus en veel kraakbeen verwijderd). Ik kan jaloers zijn op de vrijheid die zo met het hardlopen verweven is, het overal en altijd te kunnen doen. De progressie is ook zo eerlijk in verhouding met de tijd die je erin steekt.

Klaas: ‘Het liefst loop ik ’s ochtends knettervroeg’, begint hij. ‘Tussen 5:30 en 6:00 uur de deur uit, de stad uitrennen. Als je dat regelmatig doet zie je per loop het licht veranderen. Al in januari zie ik aan de pikdonkere hemel een barst licht ontstaan. Dat wordt steeds meer en meer totdat ik op een ochtend ineens mijn lichtjes niet meer nodig heb. Het is in deze wintermaanden bijna niet voor te stellen dat er straks weer ochtenden zijn dat ik in een korte broek en een hempie op pad ga. Dat is echt lekker. Dat gelige zomerlicht met het gefluit van de vogels. Alleen maar mijn voetstappen en m’n adem. Knalgroene struiken en bomen, bermen vol bloemen en op de echt gelukzalige ochtenden een buizerd die vlakbij me wegklapwiekt. Ik prijs me gelukkig dat ik dit weet en dat ik er vanuit een drukke wijk in een grote stad zo naartoe kan lopen. Zo’n ochtend meemaken voordat ik aan de andere dingen van de dag begin, is goud waard. Ik ben dan al in een andere wereld geweest. Of nee, ik heb gezien wat óók de wereld is en dat helpt echt enorm andere, minder leuke dingen te relativeren.’

Roekeloos en destructief

Die minder leuke dingen staan meedogenloos eerlijk omschreven in zijn boek Ren voor je leven, dat net opnieuw is uitgebracht door Mystical Miles. Een boek vol pijn, maar als je het gelezen hebt blijft toch vooral een hoopvol gevoel hangen. En een hartstochtelijke liefde voor het hardlopen dat een glansrol speelt in dat leven na verslaving. Ik vind het moeilijk om voor dit stuk de pijn terug te halen die ik al die jaren bij mijn broer zag, maar in een paar penseelstreken toch een poging.
West Palm Beach Florida,1996. Ik studeer in Amerika, mijn broer Klaas in Nederland. Na een bezoek aan de Olympische Spelen in Atlanta zijn we met twee vrienden doorgereden naar Florida. Ons geld is op, we slapen in de auto. Soms komen we mensen tegen die drankjes voor ons kopen en ons, charmante studenten toch, laten crashen in logeerkamers en op banken. Op zo’n avond komen we terecht bij Helen Ishaq, een knappe vrouw die balletdansers vertegenwoordigt. Ze woont in een huis dat wij vooral kennen uit films. Binnentuin met een zwembad, drie badkamers, dure spullen. Helen draagt zijde, één van ons zal met haar het bed moeten delen, weten we, als vergoeding voor de overnachting. Maar eerst drinken we haar ijskast leeg. Die bij het zwembad. We maken zelf margaritas, ook nog als op een gegeven moment het ijs op is.

Ik ga als eerste naar bed. Vanuit mijn kamer kijk ik uit op de binnentuin. Ik zie Klaas en een van onze vrienden met duikbrillen op rondlopen. Even later met een doos donuts en een plastic honkbalknuppel. Dan val ik in slaap. Een paar uur later moet ik plassen, maar de deur van de badkamer naast mijn slaapkamer zit op slot. Ik durf ervan uit te gaan dat ik niet Helen of haar vriendin aantref en weet de deur open te krijgen. Daar ligt Klaas. In een halfvol bad. Duikbril op z’n hoofd. Huid gerimpeld als rozijnen. In de jaren voor dat moment had ik om de situatie gelachen. Studenten bravoure. Nu niet. Een koude angst bekruipt me.

Ik denk echt dat als jij of wie dan ook had geprobeerd mijn drinken en gebruiken aan te kaarten, ik het had ontkend, gebagatelliseerd, verborgen had gehouden of veel meer stiekem was gaan doen.

De allereerste avond dat Klaas dronk, we waren veertien en vijftien, eindigde met een alcoholvergiftiging. We bezochten een hockeyfeest. Zelf zaten we niet op hockey, maar er waren leuke meisjes daar en het bier was goedkoop. Klaas dronk een groot deel van een fles jenever leeg. Een buurjongen legde hem die avond tegen de voordeur van ons ouderlijk huis en heeft toen aangebeld.
Tijdens zijn studiejaren ontsnapt Klaas een paar keer aan de dood. Roekeloosheid. Later uitzichtloosheid. Mijn broer is verslaafd. Het grootste deel van ons volwassen leven ben ik bang geweest hem te verliezen. Toch zei ik dat niet tegen hem, overtuigde mezelf dat verslaafden op straat leefden, mijn broer deed het gymnasium op z’n sloffen, was later meester in de rechten, eindredacteur bij een grote krant. Het zou wel bijdraaien. Maar het werd erger. Zoveelste relatie kapot, torenhoge schulden, nachtenlang zoek, opgepakt omdat hij dronken achter het stuur zat van de redactie auto.

Bang voor een terugval

Arie: ‘Voor mij was het dat moment in West-Palm Beach, dat ik voor het eerst dacht dat jij een probleem had. Ik durfde het geen verslaving te noemen, maar ik voelde wel dat het destructief was. Heb jij zelf ooit die gedachte gehad in je jongeren jaren?’
Klaas: ‘In mijn jonge jaren niet. Wel toen ik zo richting de 30 ging en erachter kwam dat het me vaak niet lukte om zonder roes de dag door te komen. Ook al had ik me dat echt voorgenomen. Dan schoot het door mijn hoofd ‘ik zal toch geen alcoholist zijn?’. Dat drukte ik zo snel mogelijk weg. ‘Ik drink en blow omdat ik anders teveel pieker’ of ‘ik drink omdat ik nog niet de goede baan heb’ of ‘ik heb het nodig omdat ik geldzorgen heb’. Noem maar op. Ik overtuigde mezelf ervan dat ik echt wel kon stoppen als ik dat zou willen. Een leven zonder roes leek mij de moeite van het leven niet waard en ik geloofde dat ik als ik echt mijn best zou doen heus wel controle kon houden. Boy, was I wrong.’
A: ‘Komt het ergens door, denk je?’
K: ‘Verslaving?’
A: ‘Ik hoorde Rich Roll dat laatst zeggen in een podcast, over zijn eigen verslaving. Dat er toch iets traumatisch lag in zijn jeugd, hoe gelukkig die ook was.’
K: ‘Daar heb ik de laatste tijd wel eens over nagedacht toen ik iemand hoorde praten over intergenerationeel trauma. Het is niet ondenkbaar dat er via pa en ma wat op mij is overgedragen. Onze beppe (oma van vaderskant) heeft jarenlang in grote angst geleefd dat haar man iets zou overkomen omdat hij betrokken was bij het verzet in Friesland. Die vrees werd waarheid toen pake (opa) eind 1944 ook echt werd doodgeschoten. Dat dit groot effect moet hebben gehad staat voor mij vast. Daar is zelden een woord over gesproken, maar alle vier achtergebleven kinderen hebben wel zo hun issues.’

‘Ma is natuurlijk ook op heel jonge leeftijd haar vader kwijtgeraakt en heeft in haar jongvolwassen jaren ook behoorlijk met het leven geworsteld. Ik denk dat die erfelijke belasting eerder aan mijn verslaving heeft bijgedragen dan iets wat ik zelf heb meegemaakt. Het is moeilijk te vatten en te verklaren, verslaving. Er zijn zoveel factoren die maken dat iemand er vatbaar voor is. Naar een sluitende verklaring ben ik eigenlijk ook niet op zoek. Ik heb het, ik weet waar mijn zwakheden liggen en welke kracht ik nodig heb om een beter leven te leiden.’
A: ‘Ik heb zelf lang gedacht dat het ook kwam omdat ik zo vroeg al naar Amerika vertrok. We waren zo hecht als kinderen, zelfde geboortejaar, zelfde vriendengroep. Het voelde alsof ik je misschien in vormende jaren in de steek heb gelaten.’
K: ‘Nee. Echt niet. Ik heb je wel gemist natuurlijk, maar ik ging in de jaren dat jij in Amerika zat zo op in mijn eigen leventje. Basketbal, school, mijn vrienden en langzaam maar zeker steeds meer het uitgaan, het drinken en het blowen. Nog iets later Groningen; de studentenvereniging en nog meer blowen en zuipen. En vergeet niet dat het jaar voordat jij naar college in Indiana ging, ik ook al behoorlijk aan het afdrijven was. Ik ging toen al minder fanatiek basketballen, kwam bij onze pleintjeswedstrijden op zondag steeds later aanzetten, was weer begonnen met roken. Het ging ook in jouw aanwezigheid al heel duidelijk een bepaalde kant op.’
A: ‘De eerste jaren van je herstel, toen ik zag hoeveel blijer je was, heb ik me vaak schuldig gevoeld dat ik nooit heb ingegrepen. Neem jij mij dat kwalijk, eigenlijk?’
K: ‘Ik denk echt dat als jij of wie dan ook had geprobeerd mijn drinken en gebruiken aan te kaarten, ik het had ontkend, gebagatelliseerd, verborgen had gehouden of veel meer stiekem was gaan doen. Of boos was weggelopen. Onbehandelde verslaving is oersterk. Er is maar een iemand die iets kan veranderen en dat is de verslaafde zelf. En die is daar in 99 procent van de gevallen pas klaar voor als de bodem is bereikt, als ‘ie met z’n rug tegen de muur staat.’
A: ‘Ik was bang je van me te vervreemden als ik dat gesprek aan zou gaan. Dat ik je kwijt zou raken.’
K: ‘Misschien was dat ook wel gebeurd. Ben je eigenlijk wel eens bang dat ik terug zal vallen?’
A: ‘Die eerste jaren van je herstel was ik vooral bang dat je geblesseerd zou raken. Ik zag hoe je leunde op het hardlopen, hoeveel levensvreugde en houvast je daarin vond. Wat als dat wegvalt, vroeg ik me af. Het is soms een beetje of er nu je niet meer drinkt een paar lagen zijn weg gepeld, je kern blootligt. Dit is wie je bent. Niet zozeer een ander persoon dan vroeger, maar wel een meer pure vorm van jezelf, denk ik. Ik weet niet of ik nog iemand anders ken die zo stabiel is, zo kalm en geconcentreerd. Ben je er zelf nog wel eens bang voor?’
K: ‘Nee, niet wezenlijk. En het hardlopen vormt een fijne buffer. Zo hoorde ik een Amerikaanse psychiater dat laatst noemen, gespecialiseerd in verslaving en zelf ook herstel. Hij vertelde hoe het lopen hem hielp om meer reflectief en minder reactief te denken. Dat laatste doe je als verslaafde. Er is de gedachte, de impuls en vrij snel daarna de handeling. Hardlopen, maar ook zoiets als meditatie kan je helpen een buffer te bouwen tussen die gedachte en de handeling. Dus als de gedachte ‘één glaasje wijn zou me echt kalmeren’ opkomt, die gedachte te observeren, hem te categoriseren als onzin en er iets tegenover te zetten. Namelijk ‘dan wil ik daarna de hele fles, dan wil ik coke bestellen en zit ik morgen diep in de put’.’
A: ‘Je noemt meditatie. Kun je uitleggen hoe dat bij jou helpt?’
K: ‘Sinds Koen en Bas (iemand anders uit het clubje waar ik mee dip en mediteer) samen een kantoorruimte hebben – het Clubhuis waar ook Mystical Miles redactie houdt – mediteer ik regelmatig een uur. Zitten, ademen, de gedachten laten stromen en er niets mee doen. Je kunt geen kant op en dat is voor mij echt een goede oefening. De neiging om te vluchten zit nu eenmaal diep in me en mediteren is een mooie manier om in te leren zien dat ik niet hoef te vluchten. Gedachten zijn maar gedachten, ze komen en gaan, ik hoef niet bang voor ze te zijn. Op zo’n meditatiekussen leer ik om vrede met mezelf te hebben, dat heb ik af en toe nodig, ook na tien jaar nuchter en clean te zijn.’

300 kilometer in zes dagen

Sinds een jaar of acht vieren Klaas, zijn vrouw Alexandra, mijn vrouw Romy en ik oudejaarsavond samen. Inmiddels ook met de kinderen erbij. Tijdens het eten kijken we samen terug op het jaar. We vragen elkaar naar wat ons het meest bij is gebleven. Klaas noemde als hoogtepunt dit jaar een tocht die hij maakte met hardloop- en podcastvriend Koen de Jong.

K: ‘Koen en ik liepen in mei 300 kilometer in zes dagen, dwars door Nederland. Dagenlang hardlopen door prachtige natuur in de wind, in de regen, in de zon. Wat een feest en wat een avontuur. Het mooie is dat ik Koen nog helemaal niet lang kende toen we het plan bedachten. Dat je iemand ontmoet die ook zulke dingen wil doen vind ik al best bijzonder. Vaak blijft het dan bij een wild plan, maar dit is ook echt gebeurd. Wat ik er ook zo bijzonder aan vond, was dat we allebei wisten dat het heel zwaar zou worden, maar dat we nieuwsgierig waren hoe het zou zijn. Wat ga je doen als je op dag 3 na vier kilometer loodzware poten hebt, maar je moet nog 46 kilometer? Daar doorheen komen is speciaal. Ik heb ook echt angst gevoeld dat ik het niet kon. Vooral toen we op een middag doorweekt en verkleumd in Zaltbommel aankwamen, waar we ’s nachts een marathon zouden lopen. Hoe ga ik dat voor elkaar krijgen, dacht ik? Mijn benen waren al zo moe en ik had een paar nachten nauwelijks geslapen. Gewoon eraan beginnen en dan blijkt het te lukken. Het lopen door de natuur, het afzien, de lessen en inzichten, het delen met Koen, Janneke die in een camper voor ons uitreed; alles was er mooi aan.’
A: ‘Dat van die angst vind ik zo mooi. Ergens tegenop zien en het dan toch doen. Sport als karakterbouwer. Ik ben ervan overtuigd dat die manier van sporten zich prachtig vertaalt naar de rest van het leven.’
K: ‘Het lijkt alsof jij geen angst kent in de manier waarop je aan dingen begint: naar Amerika gaan om te basketballen, gaan presenteren op tv of groot gaan ondernemen. Ik denk bij alles, kan ik dit wel? Heb jij die vrees niet of heb je gewoon een goede manier gevonden om die onder het tapijt te schuiven?’
A: ‘Ik ben ook vaak bang hoor. Maar ik voed ook wel op die angst. En ik begin niet aan dingen met het eindresultaat voor ogen. Meestal toch alleen omdat ik iets heel graag wil doen.’
K: ‘Je bent ook altijd behoorlijk intens geweest in de manier waarop je sport bedrijft. Welke behoefte vul je daarmee in?’
A: ‘Ik hou van de romantiek van afzondering, van ploeteren en diepgaan. Ik ben ervan overtuigd dat dagelijks trainen mij stabiel houdt en dat ik een minder aangenaam mens zou zijn voor mijn omgeving als ik het niet zou doen. Bovendien is sport in een tijdperk waarin alles op shuffle staat één van de weinige plekken waar je jezelf nog kunt trainen in volharding, doorzetten als het lastig wordt. Maar verslaving is een dodelijke ziekte, ik heb toch het gevoel dat mijn monomane gedrag, dat vastbijten en niet meer loslaten, iets anders is. Al neigt het er wel naar. Maar ik denk dat je omgeving er baat bij heeft als je traint, want betere energie, kalmer, aandachtig en gezond. Bij verslaving lijdt de omgeving juist onder je keuzes en je gedrag.’

‘En weet je, jij zegt dat nu dat je jezelf bij alles afvraagt of je het wel kan, maar ik vind jou juist een voorbeeld in doorpakken waar het lastig wordt. Dwars door de angst of terughoudendheid heen. Of het nou tijdens zo’n 300 kilometer project is met Koen, het nuchter worden en blijven, het dippen in koud water, hardlopend op familiebezoek gaan in plaats van de auto te pakken en… voor mij een bepalend moment in onze jeugd; je schaatste vanaf de vijver in het park van Stiens de vaart op naar Dokkum.‘ ••