Bomen die nergens meer van opkijken

Bomen die nergens meer van opkijken

Tekst & beeld: Lidewey van Noord

Soms wordt David Hemstede wakker op een vrije ochtend, hoort hij de regen zachtjes tegen de ruiten tikken en weet hij opeens wat hij gaat doen: de Utrechtse Heuvelrug Trail lopen. Hij rijdt met de auto van Oosterbeek naar Rhenen, parkeert daar en pakt het treintje naar station Driebergen-Zeist. Daar aangekomen maakt hij volgens traditie een selfie met de stationsklok. Meteen daarna begint hij te rennen. Altijd in korte broek en shirt met korte mouwen, ook in de winter. Hij rent bij voorkeur als het lekker miezert.

In zijn heuptasje heeft hij een bidonnetje met water en twee gelletjes. Hij heeft de trail over de Utrechtse Heuvelrug nu zo’n zeven keer gedaan, zijn voeten vinden automatisch de weg naar het eindpunt. Over mul zand, onverharde paden die veren door de dennennaalden, zandpaden die door miljoenen mensenvoeten zijn aangestampt, door bossen, door tunneltjes, heuvel op, heuvel af. Waar de meeste mensen lopen, rent David liever. Als kind al. Samen met zijn tweelingbroer rende hij zijn kinderjaren door, over de Edese atletiekbaan, over alle wegen in de wijde omtrek, steeds verder, steeds sneller. Sinds hun eerste hardloopwedstrijd in 1988 zijn ze nooit meer gestopt met rennen.

De eerste keer dat David de Utrechtse Heuvelrug Trail liep, deed hij dat samen met zijn tweelingbroer. Die had het hem voorgesteld. Voor David was het een nieuw soort lopen. Niet langer gericht op het neerzetten van een goede tijd, maar op ontspannen. Sinds hij vader was geworden en zijn nachten niet langer alleen maar draaiden om rusten en herstellen, maar ook om voeden, verschonen en troosten, was presteren vooral een bron van frustratie geworden. Hardlopen werd een manier om zijn hoofd leeg te maken.

Waar kan dat beter dan hier, op deze beboste stuwwal, hier meer dan 150.000 jaar geleden achtergelaten door een schuivende ijstong. Vanaf station Driebergen-Zeist duik je al snel het bos in. De paden zijn recht. De torenhoge bomen aan weerszijden van het pad, die al veel langer leven dan jij ooit zult doen, herinneren je meteen aan je menselijke nietigheid. Merels, mezen, goudhaantjes, roodborsten en puttertjes overstemmen met hun melodieuze gezang het ruisen van de iets verderop gelegen A12.

Hier kan David zijn hoofd leegmaken. Hij voelt de miezer, de kou op zijn blote armen en benen, is niet bezig met zijn tijd. Hier komt hij niemand tegen. In deze prachtige bossen waant hij zich alleen op zo’n vrije dinsdag- of donderdagochtend, als de kinderen naar school zijn en hij urenlang kan rennen. Dankzij ijs dat ver voor mensenheugenis over ons land schoof en grond opstuwde tot er een heuvelrug ontstond, dankzij wind en water die daarin dalen en vlaktes uitsleten, glooit het parcours de hele tijd. Het is David op het lijf geschreven. Hij vindt dat heerlijk, die afwisseling van ritmes en tempo’s. De platgetreden, onverharde bospaden, het zicht op waar je naartoe moet, dat de route niet complex is. Hij heeft wel een gps bij zich, maar na de eerste keer heeft hij er niet meer op hoeven kijken. Hij hoeft niet te zoeken, geen moment stil te staan, hij kan rennen, aldoor blijven rennen.

Na een paar kilometer schijnt er opeens een vreemd licht aan het einde van het bospad. Het blijkt wit zand, een dramatische decorwisseling na het geruststellende, gefilterde boslicht. Overal kleine duinheuveltjes en door de wind geboetseerde vliegdennen, hier en daar een eenzame berk. Wie niet oplet, laat zijn voet neerkomen op iets wat eerst een glanzende tak lijkt, dan een kleine, bruine slang – het is een grote hazelworm, een pootloze hagedis die op deze open plekken de warmte van de zon zoekt.

Dit bijzondere duingebied ontstond in de middeleeuwen, toen bos werd ontgonnen om de groeiende Nederlandse bevolking van voedsel te kunnen voorzien. Op de blootgelegde zandgrond groeiden grassen en heide. Herders weidden er hun schapen en de heide werd afgeplagd om te dienen als brandstof en als bouwmateriaal voor hutten. Door het intensieve gebruik van de grond – afbranden, begrazen, afplaggen – verdween na verloop van tijd de vruchtbare humuslaag. Er groeide niets meer. De wind kreeg vrij spel en blies het fijne onderliggende zand naar lagergelegen delen. Er ontstonden stuifduinen. Die zandophopingen verstikten bomen, roeiden hele bossen uit, waardoor de zandvlaktes zich nog verder konden uitbreiden. Nederland dreigde in een woestijn te veranderen. Om dat te voorkomen, werd eind negentiende eeuw veel stuifzand opnieuw bebost.

De laatste keer dat David ’s ochtends wakker werd en dacht: ik ga die trail lopen, zat hij vol heftige emoties. Het kleine broertje van een vriendje van zijn zoon was overleden. Dat was zo oneerlijk, dat zo’n klein jochie er opeens niet meer was, dat David simpelweg niet wist wat hij met die emoties aan moest. Hij voelde zich beroerd en wilde eigenlijk alleen maar rennen, hard rennen. Zijn boosheid afreageren op de zandpaden, lopen op een plek waar hij niemand zou tegenkomen, met zijn frustratie het bos in. Zijn drang om te gaan hardlopen was die dag zo sterk dat het voelde alsof hij móést lopen, alsof niets anders op dat moment een optie was.

Alleen in de natuur, weg van de samenleving, van mensen en hun blikken, kun je je emoties veel meer ruimte geven. Omdat ze worden opgevangen door heuvels die al sinds de ijstijd stilliggen, door eeuwenoude bomen die alles al hebben gezien en nergens meer van opkijken, door eekhoorntjes die misschien even wegschieten en zich verstoppen maar die weer tevoorschijn komen zodra je bent verdwenen. Natuurgebieden zijn als de vaders die er altijd zijn als we troost zoeken, ook midden in de nacht of op regenachtige winterochtenden, en die weer stilletjes naar bed gaan als ook wij weer rustig zijn.

Geconfronteerd met de kwetsbaarheid van het leven focusten Davids gedachten zich die dag op hoe belangrijk het is om dat leven te nemen zoals het is. Als voor zo’n klein kind elke dag de laatste kan zijn, dan geldt dat voor ons allemaal. Rennend over de Heuvelrug drong diep tot hem door hoe belangrijk het is van het leven te genieten. Hij was geen moment met zijn eindtijd bezig, maar die dag liep hij de ruim eenendertig kilometer onder de twee uur, een van zijn snelste tijden.

Na de zandvlakte volgt meer bos. Een deel van de productiebossen uit de negentiende eeuw is in de laatste decennia gekapt om meer plaats te maken voor biodiversiteit. Hoe afwisselender het landschap en de vegetatie, hoe meer soorten er een thuis vinden. Er wordt plaats gemaakt voor nieuwe zandgronden, maar ook voor loofbos en inheemse struiken als jeneverbessen. Boswachters kappen de dennenbomen op een meter van de grond om zo een walhalla te creëren voor spechten. Ze hebben nog jarenlang plezier van de stronken, plukken nietsvermoedende insecten tussen het fluweelzachte, vermolmde hout vandaan.

Het parcours voert over oude landgoederen en bossen, door afwisselende landschappen. Na het doorsteken van de Kaapse Bossen ten noorden van Doorn is daar het tunneltje onder de Maarsbergseweg door. Opeens breekt het landschap open en loop je langs een heideveld. De aromatische geur van dennennaalden en van hars, die leek neer te dalen met de miezerregen, maakt plaats voor de kruidige geur van heideplanten die vanuit de dampende aarde opstijgt. Dit voedselarme gebied is in de zomer het terrein van de boompiepers, nachtzwaluwen en boomleeuweriken. Op zonnige zomerdagen kun je hier het zoemertje horen zingen, een sprinkhanensoort die zich thuis voelt in heidevelden en die tot op acht meter te horen is.

Nog iets verder op de trail, in het Amerongsche Bosch, een van de oudste bossen op de Utrechtse Heuvelrug, wacht de Amerongse Berg. Met zijn ruim negenenzestig meter is deze heuvel het hoogste punt van de provincie Utrecht en de steile noordkant vormt de zwaarste klim in het gebied. Zo’n vierhonderd meter verderop staat op een iets minder hoge top de Eenzame Eik. De solitaire gigant vormt het middelpunt van een barok sterrenbos, dat oorspronkelijk werd aangelegd rond 1790 en in 1990 is hersteld. Sterrenbossen, die bestaan uit lanen die vanuit een hooggelegen middelpunt als stralen naar de uiteinden lopen en zo een stervorm krijgen, waren populair in de achttiende-eeuwse tuinarchitectuur. De aflopende bospaden, via zijpaden met elkaar verbonden, vormden zichtassen die heel geschikt waren voor de jacht. Vanaf de punten waarop de lanen samenkwamen zagen jagers het meteen als een konijn, hert of zwijn een pad overstak.

De laatste kilometers van de trail scheren langs het punt waar de Utrechtse Heuvelrug abrupt eindigt in de Nederrijn. Het water van de 1233 kilometer lange rivier, die in de Zwitserse Alpen ontspringt als een bergstroompje en hier volgeladen binnenvaartschepen draagt, heeft de heuvel afgesleten. Dat stuk, vanuit het bos langs de Nederrijn naar Rhenen, vindt David een cadeautje. Wanneer je uit het bos komt en de weg op draait, ren je zo’n anderhalve kilometer langs de rivier, naar beneden. Na dertig kilometer grind, dennennaalden en mul zand nog even snel asfalt, perfect voor een bevredigende eindsprint. Daar geeft hij altijd nog even flink gas.

Daarna moet hij nog naar het station, om een selfie te maken met de stationsklok. Want dat wedstrijdgevoel, dat hij voor het eerst ervoer op zijn negende, kan hij nooit helemaal afschudden. Ook als niet de tijd telt maar de rust in het hoofd, telt de tijd toch. Dus rent hij na het stuk langs de Nederrijn onder de N233 door en slaat linksaf, de Zwarteweg in. Dan het stationsplein over, tussen forensen en slenterende dagjesmensen door, zo snel mogelijk naar de stationsklok. Als hij achteraf die selfie ziet, denkt hij: voor de foto was het beter geweest als ik eerst nog even drie keer had ademgehaald. Maar iedere wedstrijdloper zal begrijpen dat seconden belangrijker zijn dan leuk op de foto staan.
In de auto terug naar Oosterbeek, gehuld in droge, warme kleren, geniet hij na. Het blijft nog even hangen, de trail. De stilte, de uitzichten, de frisheid van het bos, het gevoel van de miezer op zijn gezicht en zijn voeten die neerkomen op de bospaden. Eenmaal thuis sluipen de dagelijkse dingen langzaam weer zijn gedachten binnen en verdwijnt de trail steeds verder naar de achtergrond.

Maar hij is nooit helemaal weg. Altijd komt er weer zo’n ochtend waarop David wakker wordt en denkt: vandaag ga ik naar de Utrechtse Heuvelrug.