Angst in Finland

Angst in Finland

Door: Koen de Jong

‘Wat ga jij doen?’ Marco trekt de deur snel dicht om de kou buiten te houden en stampt sneeuw van zijn boots.

‘Een rondje om het eiland rennen,’ zeg ik en ik leg een dubbele knoop in mijn hardloopschoen.

‘Nu?’ Marco legt een stapel houtblokken naast de deur en blaast in zijn handen. IJspegels hangen in zijn baard.

‘Ja,’ antwoord ik. ‘hoeveel kilometer denk jij dat het is?’

 ‘Ik schat een kilometer of zes. Maar het vriest 20 graden en het is pikkedonker,’ Marco kijkt zelfs een beetje ongerust

De man van 1meter90 met zijn woeste baard heb ik nog nooit ongerust of bang gezien. Die ging anderhalf jaar geleden zonder angst zijn droom achterna en verkocht zijn huis in Klazienaveen om een oude, verlaten school te kopen in Noord-Finland. Hij hakt hout, hij stapt zo met zijn blote kont in een wak bij min 25 graden en als hij vis wil eten, gaat ie eerst een uur wakvissen om zelf zijn vis te vangen. Ik zit hier nu vier dagen en de natuur heeft me bij de kladden. Zo stil. Zo donker. Het is prachtig. Maar ook beangstigend. Aan een meer van 70 kilometer lang met alleen maar sneeuw en bos heb ik met regelmaat het gevoel dat ik er als mens niet hoor.

Elanden, beren en veelvraten: die horen hier, wij niet.

Het is anders dan in de Alpen of de Himalaya, waar mensen met eerbied voor de natuur paadjes en dorpen hebben aangelegd. Dat is ook indrukwekkend, maar als mens voel ik me er toch gewenst, je bent onderdeel van het geheel. Hier bekruipt me geregeld het gevoel dat het ongepast is, dat ik er ook ben. Maar kort na dit soort gedachtes, stappen we vanuit de sauna zo een wak in en voel ik me weer onoverwinnelijk en sterk. We zijn met een mooi cluppie avonturiers en beleven de mooiste dingen. Vanmorgen deden we een run-dip-run (ja, dat is wat het lijkt) op het meer en hebben we wat mooie beelden gemaakt. Nu wil ik alleen een rondje lopen om het eiland heen, dat ik vanmorgen zag liggen.

‘Zes kilometer, dat is perfect,’ zeg ik. ‘Met 30 centimeter sneeuw op het ijs, ben ik wel even onderweg. Maar over een uur ben ik terug.’

‘Heb je een lampje mee?’ vraagt de woeste baardman.

‘Nee, die sneeuw is zo wit, dat eiland met die bomen kan ik wel onderscheiden. Het noorderlicht schijnt wel bij,’ grap ik want tot onze spijt hebben we dat nog niet gezien.

‘Neem wel je telefoon mee, voor het geval er iets gebeurt,’ zegt Marco.

‘Nee man, ik blijf vlakbij. Zes kilometer rond dat eiland. Er kan niks gebeuren,’ zeg ik een tikkie stoerder dan ik me voel. Want als ik naar buiten kijk en ik zie het donkere gat waar ik heen ga rennen, voel ik wel wat vrees.

‘Als jij nu met deze temperatuur, in het pikkedonker het meer op wilt, hou ik je niet tegen. Ik ken je goed genoeg om te weten dat als jij iets in je kop haalt, je toch wel gaat. Maar als-je-blieft, steek je telefoon in je zak. Dat als jij je poot verzwikt, dat je wat kan laten weten vóór je bloed is vastgevroren aan je aderen.’ Marco is stellig en ik steek mijn telefoon bij me.

Ik adem de koude lucht in door mijn mond en bedenk me gelijk dat het slimmer is om door mijn neus te ademen. De koude lucht prikt op mijn longblaasjes

De 300 meter van de voordeur naar het meer, dribbel ik licht en tevreden vanwege een naderend avontuur en met een sprongetje spring ik het bevroren meer op. Boven me een sterrenhemel met zoveel sterren dat de donkere lucht zonder ster in de minderheid lijkt.

Kgggrrh. Kgggrrh. Kgggrrh. Kgggrrh.

Iedere stap zak ik een centimeter of tien weg in de sneeuw. Ik denk aan wat Marco zei over een verzwikte enkel. Daar had ik helemaal niet aan gedacht. Vanmorgen was ik hier ook. Met twee anderen, in het licht. Nu alleen in het donker, nestelt zich een angst in mijn hart. Ik adem diep in en uit en praat mezelf moed in. Dit is mooi. Het is prima dat het ook eng is.

Kgggrrh. Kgggrrh. Kgggrrh. Kgggrrh.

Het is zwaar, de kou voel ik nauwelijks meer. Mijn richtingsgevoel laat me in het donker in de steek, de bomen rechts zijn dichterbij dan ik had verwacht. Het eiland is echter goed zichtbaar, als ik het eiland links houd, loop ik vanzelf een rondje.

Kgggrrh. Kgggrrh. Kgggrrh. Kgggrrh.

Dan schiet mijn hart in mijn keel

Mijn rechtervoet zak door een ijslaag en is drijfnat.

Ik zak door het ijs.

Over mijn rug stroomt wat angstzweet van mijn nekharen naar beneden.

Het water stroomt ook van beneden nog steeds mijn rechtervoet in, maar ik zak niet door het ijs en ik zet vlug mijn linkervoet naar voren. Daar gebeurt hetzelfde en ook mijn linkervoet schept water. Na zes snelle en natte passen draai ik om en ik wil zo snel mogelijk naar de open haard. Na acht passen op de terugweg blijft mijn voet weer gewoon op de sneeuw staan. Pfieuw. Nu terug naar huis. Als ik een paar honderd meter verder wat meer ontspannen ben, bedenk ik dat mijn angst om door het ijs te zakken, bezopen is. Het is al maanden tussen 10 en 30 graden onder nul. De Finnen stappen op een sneeuwscooter van 300 kilo en steken daarmee het meer over. Het bestaat niet dat ik met mijn 60 kilo door het ijs zak.

Er moet een verklaring zijn voor het water.

Ik ben bij het begin van het eiland en besluit een nieuwe poging te doen. Met mijn hart nog in mijn keel, neem ik een bocht naar rechts en houd nu het eiland aan mijn rechterhand. Een vallende ster. Ik doe een wens en loop door. Er knettert een gekke combinatie van enorme angst en enorme kracht door mijn lijf. Nog even en ik ben bij hetzelfde punt als waar ik net water schepte. Nu kom ik van de andere kant. En wat eerder dan ik verwacht zak ik door een laagje vastgevroren sneeuw en het water is hier wat dieper. Mijn hele schoen wordt zeiknat, tot net onder het randje van mijn sok. Mijn hart schiet mijn keel weer in en ik trek een sprint, voor zover dat gaat met natte, gladde schoenen in sneeuw waar ik diep in wegzak.

Tranen prikken in mijn ogen. Geen idee of het van de kou, de angst of wat anders is. Maar met waterige ogen zie ik een lichtstreep recht voor me. Er brandt een lampje bij de blokhut aan het water. Daarachter zie ik ook het licht van de omgebouwde school. Als ik van het ijs op de vaste grond stap, kijk ik even achterom. ‘Dank je,’ fluister ik. Want na de kracht, volgt een golf van dankbaarheid en ik dribbel licht en tevreden het paadje naar de voordeur.

‘Gelukkig, je bent terug.’ Marco komt me met een grote grijns tegemoet.

‘Ja,’ zeg ik zacht. Het geluid van mijn stem is verder weg dan ik dacht.

‘Koffie, thee of wat sterkers?’ een kameraadschappelijke klop op mijn schouder.

‘Doe maar een kop thee en een whisky,’ antwoord ik. ‘Maar eerst droge sokken.’

‘Drink jij dat dan?’

‘Vandaag wel, mijn hart kan wel een oppeppertje gebruiken.’

‘Zat er een beer achter je aan, daar in het donker?’ een harde lach en nog een klap op mijn schouder.

‘Nee, geen beer. Maar ik heb wel wat angst uitgezweet. Angst die nu boven het meer aan het verdampen is.’

‘Kom mee naar de haard, warm op en vertel.’

Meer van dit soort verhalen? Word abonnee van Mystical Miles en het eerste magazine ploft binnenkort bij je op de mat.

Meer weten over de locatie in Finland? Bekijk Taiga School (of boek meteen kamer).